Gent, speelveld van de beeldende kunst (1957-1987)
 
Interview
met Georges Bovsovers
door Koen Brams 2018
 
Geirlandt als leraar
Interview met Georges Bovsovers
 

Koen Brams

Georges, je liep humaniora aan het Institut de Gand. Hoe zou je de school typeren?

Georges Bovsovers

Het Institut de Gand, opgericht in 1899 als Institut Rachez de Gand, een bijhuis van het Brusselse gelijknamige instituut, was een Franstalige privéschool. De school werd deels gefinancierd met subsidies uit Frankrijk. Ook vele grote Gentse bedrijven sponsorden het Institut. Later verwierf de Gentse afdeling autonomie en kreeg het de naam Institut de Gand. Het Institut stond bekend als progressief en vrijzinnig. Het was de eerste gemengde school in Gent. Toen ik in het eerste jaar zat, had ik reeds meisjes als medeleerlingen.

K.B.

Stond het Institut in die tijd bekend als een eliteschool?

G.B.

Ja, zonder meer. Om die reden werden we door sommige Gentenaren ook scheef bekeken: ‘Ils se prennent pour qui, ces gens-là?’ Vele gekende Gentse families — ‘les familles francophones gantoises’ — kozen voor de school die een ijzersterke reputatie genoot. Het was ook boeiend dat je via je medeleerlingen in contact kon komen met ouders die belangrijke functies in Gent en omstreken bekleedden. De klassen waren evenwel niet klein. In mijn klas zaten toch om en bij 30 leerlingen.

K.B.

Hoe kwam jij in het Institut de Gand terecht?

G.B.

Mijn oom — de broer van mijn moeder — had reeds school gelopen aan het Institut de Gand. Het lag dus voor de hand dat ik er ook zou studeren. Ik begon aan de lagere school onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog, in 1945. Op dat moment was Jacques Betrams directeur van het Institut. Hij werd in 1953 opgevolgd door Roger Pernot.

K.B.

Wie was Roger Pernot?

G.B.

Pernot was een opmerkelijk man. Voordat hij directeur werd, was hij actief geweest als leraar wiskunde. Als directeur van het Institut trok hij allerlei uitzonderlijke leraars aan — personen die er zelf niet voor zouden hebben gekozen om voor een klas te staan, onder wie Jean Daskalidès, Willy De Clercq en Karel Geirlandt. Geirlandt en De Clercq waren jonge advocaten, die overigens zeer goed met elkaar bevriend waren. Zonder Pernots bemiddeling zouden zij nooit in het onderwijs zijn terechtgekomen. Pernot was van mening dat het belangrijk was om ons te laten kennismaken met de inzichten van leraren die met hun beide voeten in de wereld stonden. Wij hebben het moment meegemaakt dat zij als leraar actief werden — in het geval van Geirlandt was dat in 1954 of 1955.

K.B.

Welke vakken gaven Jean Daskalidès en Willy De Clercq?

G.B.

Daskalidès, de beroemde chocolatier, gaf organische chemie, De Clercq aardrijkskunde, terwijl hij rechten had gestudeerd. Daskalidès had een diploma op zak van ingenieur van het Gentse Institut Supérieur des Fermentations. Op het moment dat hij aan ons les begon te geven studeerde hij geneeskunde. Omstreeks diezelfde tijd raakte hij in de ban van de film. Een van zijn eerste films heeft hij met zijn Paillard in het Institut gedraaid: Un jour à l’école. Wij hebben in die film gefigureerd! Met toestemming van Roger Pernot wilde Daskalidès een beeld geven van het leven in onze school. Het Institut was werkelijk een bijzondere plek. Ook wat wij meekregen van de gesprekken tussen de leraars — onder wie Geirlandt en De Clercq — was interessant. Tijdens de pauzes troepten alle leraars samen en soms nodigden ze enkele leerlingen uit om met hen in discussie te gaan. Zéér interessant! Het Institut voelde op zulke momenten eerder aan als een grote familie dan als een school.

K.B.

Welk vak doceerde Geirlandt?

G.B.

Hij gaf het vak antieke cultuur. Alle vakken — behalve uiteraard Nederlands — werden gedoceerd in het Frans, in de meeste gevallen door Franse leraars die weliswaar in Gent woonden maar betaald werden door de Franse regering. Er was nog een uitzondering, namelijk de cursus die Geirlandt gaf. Hij verzorgde zijn lessen afwisselend in het Nederlands en het Frans. Gedurende de drie jaren dat ik van Geirlandt les kreeg — telkens een uur per week — bediende hij zich van één handboek, namelijk Antieke cultuur in beeld van dr. Annie Nicolette Zadoks-Josephus Jitta. Geirlandt gaf één uur aan de vierde, één aan de derde, en één uur aan de voorlaatste- en laatstejaars, die dus samengebracht werden voor zijn cursus.

K.B.

Wat hield het vak antieke cultuur precies in?

G.B.

Geirlandt vertrok van de geschiedenis van de antieke beschavingen, maar had ook heel veel aandacht voor artistieke verwezenlijkingen. Kunst was een ware passie voor hem, maar geschiedenis interesseerde hem evenzeer. Ik herinner me nog goed dat hij van de ene beschaving naar de andere kon schakelen — van de Romeinen naar de Assyriërs — om de esthetische kwaliteiten van diverse antieke schatten te belichten.

K.B.

Was er naast Geirlandt nog een leraar die kunstgeschiedenis of esthetica gaf in het Institut?

G.B.

Neen, niet tijdens de laatste drie jaren, wel in de eerste drie.

K.B.

Gaf Geirlandt enkel les over antieke cultuur?

G.B.

Neen, hij schonk ook aandacht aan schilderkunst. Hij legde ook zeer expliciet de relatie tussen de kunst van de antieke beschavingen en de moderne kunst. Dat was een openbaring voor ons. Eenmaal per jaar brachten we een bezoek aan het Museum voor Schone Kunsten van Gent. Hij gidste ons door de collectie en wees de werken aan die we absoluut moesten gezien hebben. Hij was onvoorstelbaar erudiet. Zijn belangstelling ging vooral uit naar de nieuwste ontwikkelingen. Hij was een avant-gardist. We hadden geen flauw idee wat sommige werken te betekenen hadden, maar hij initieerde ons. Soms bracht hij ook een catalogus mee van een tentoonstelling die hij had bezocht. We kregen dan nadere informatie over de expositie en de catalogus. Hij verwees ook met regelmaat naar het Museum van Oudheidkunde, beter bekend als de Bijloke. Ook dat museum hebben we af en toe in klasverband bezocht.

K.B.

Hoe was Karel Geirlandt in de omgang met de leerlingen?

G.B.

Hij daagde ons uit om zelf uitdrukking te geven aan onze gedachten bij datgene wat hij ons toonde. Hij was helemaal niet afstandelijk. Het was duidelijk dat hij plezier beleefde aan de omgang met jongeren. Het gebeurde ook dat wij na de les nog iets samen gingen drinken in het Grand Café de la Trompette, dat recht tegenover het justitiepaleis gelegen was. Hij wist ook dat wij vaak te vinden waren in de milk bar Le Renardeau. Soms liep hij daar langs als hij zijn pleidooien had gehouden. Ook nodigde hij af en toe enkele leerlingen bij hem thuis uit om over kunst te spreken. Ik genoot dat privilege ook enkele malen. Het waren zeer bijzondere ontmoetingen.

K.B.

Bezochten jullie in het gezelschap van Geirlandt ook tentoonstellingen in het Gentse?

G.B.

Ja. Ik herinner me dat we exposities hebben gezien in Galerie Vyncke Van Eyck. We gingen ook regelmatig naar de Cercle Royal Artistique et Littéraire waar ook exposities plaatsvonden. Als het een bijzondere expo was, dan vergezelde hij ons. Op andere momenten maakte hij ons attent op bepaalde manifestaties. ‘Ga daar maar eens naartoe,’ suggereerde hij dan. Soms gingen we daarop in, andere keren niet. De meest verbluffende kennismaking vond evenwel op het einde van de humaniora plaats…

K.B.

Welke?

G.B.

In 1958, tijdens het laatste jaar van de humaniora, bezocht ik in klasverband — onder leiding van Karel Geirlandt — de fameuze tentoonstelling 50 jaar moderne kunst in Paleis II op het Belgiëplein van de Wereldtentoonstelling. Die tentoonstelling was absoluut fantastisch. Er waren honderden topwerken van uitmuntende moderne meesters te zien, werken van Salvador Dalí, Pablo Picasso, noem maar op. We bleven gedurende een hele dag in de expositie! Bij elk schilderij had Geirlandt een bijzonder verhaal. Het was een onvergetelijke dag.

K.B.

Heb je na je humaniorastudies contact gehouden met Karel Geirlandt?

G.B.

Jazeker. Ik heb hem nog verschillende malen bij hem thuis opgezocht, in gezelschap van enkele andere oudleerlingen. We zagen elkaar soms ook op een galabal en dan zei hij dat we maar weer eens langs moesten komen, waaraan ik ook gevolg gaf. Ook met Willy De Clercq bleven we in contact. Toen Willy als politicus actief werd voor de Parti Libéral, de Belgische liberale partij, nodigde hij ons uit om lid te worden van de jongerensectie van de partij. Karel heeft de carrière van Willy ook van zeer nabij gevolgd. De Clercq motiveerde overigens ook Roger Pernot om een politiek mandaat op te nemen. Hij zetelde als vertegenwoordiger van de liberalen in de provincieraad.

K.B.

Tot wanneer heb je contact gehouden met Geirlandt?

G.B.

Nadat ik het Institut verlaten had, studeerde ik aan de U.L.B. in Brussel. Nadien ging ik permanent in de hoofdstad wonen. De contacten verwaterden na verloop van tijd, ook al bleef ik me informeren over Karels activiteiten.

Het interview werd eerder gepubliceerd in Documenten & Argumenten. Tijdschrift over de geschiedenis van het S.M.A.K., nr. 1, S.M.A.K., november 2018.

 
Interview
met Denise Winteroy
door Koen Brams
2016
 
Interview
met Georges Bovsovers
door Koen Brams
2018
 
Interview
met Hilda Ide
door Koen Brams
2018
 
Interview
met Rik Lemaitre
door Koen Brams
2015
 
Interview
met Roger Matthys
door Koen Brams & Dirk Pültau
2014
 
Interview
met Dan Van Severen
door Koen Brams & Dirk Pültau
2006
 
Interview
met Mi van Landuyt
door Godart Bakkers & Naninga Lens
2022
 
Interview
met Paul Van Gysegem & Karin De Vriendt
door Godart Bakkers & Wouter De Vleeschouwer
2022
 
Interview
met Paul Van Gysegem
door Koen Brams & Phyllis Dierick
 
Interview
met Marc De Cock
door Koen Brams & Dirk Pültau
 
Interview
met Philippe Van Snick
door Koen Brams & Dirk Pültau
 
Interview
met Wim Delvoye
door Koen Brams & Dirk Pültau