Sinds jaar en dag heeft u veel wenskaarten verstuurd. Hoeveel waren er dit zo gemiddeld?
Jaarlijks maak ik een tachtigtal kaarten. In de beginjaren waren het er iets minder, omdat ik toen selectiever was naar wie ik één verstuurde. Die contactenlijst groeide over de jaren heen alsmaar aan. Een uitgebreider netwerk ongetwijfeld, maar ik merkte ook dat mensen op de duur op zo’n kaartje zaten te wachten om hun persoonlijke verzameling uit te breiden. Ook personen en vrienden waarmee we geen frequent contact hebben sturen ons jaarlijks een kaart en verwachten dan tevens iets terug. Op deze manier wordt de lijst snel omvangrijk.
Wanneer bent u begonnen met het versturen van deze kaarten?
Dat weet ik niet meer exact. In die vroege periode waren dat vaak een tiental eenvoudige werkjes die ik opstuurde, soms een schetsje of iets dergelijks. De vroegste kerstkaart die ik heb teruggevonden, een ets die ik zelf heb verstuurd, dateert van 1972. Ter informatie: mijn eerste werken heb ik tentoongesteld in de jaren 1950 [bijvoorbeeld een deelname aan het Nationaal Salon voor Schone Kunsten in het Museum voor Schone Kunsten, Gent, 1954]. Op dat moment was ik nog student aan het K.A.S.K. van Gent. Ik studeerde er af in 1956. Een jaar daarvoor werd ik overigens gevraagd om docent Tekenen te worden aan de academie. Ik was nauwelijks twintig jaar oud! Er zaten soms studenten tussen die veel ouder waren dan ik.
Hoe herinnert u zich die studentenperiode?
Dat waren drukke dagen. In de voormiddag kreeg ik Schilderkunst [van Wilfried Sybrands], in de namiddag Grafiek [van Marie De Keyser] waar ik begonnen ben met etsen, en ’s avonds van vijf tot acht uur Beeldhouwen [van Robert Heylbroeck]. En dan waren er ook nog de praktijklessen Beeldhouwen van Bert Servaes! Ik heb de opleiding evenwel in drie jaar kunnen afwerken [in de plaats van vier], omdat ik een jaar mocht overslaan na een zeer positieve evaluatie. Nadien heb ik mij kandidaat gesteld aan het Hoger Instituut voor Schone Kunsten (H.I.S.K.) in Antwerpen, en werd ik toegelaten. Ik koos er voor een opleiding Beeldhouwkunst [1956-1959].
Heeft u langdurige vriendschappen aan uw studentenperiode overgehouden?
Ik heb nog weinig contact met personen uit die periode, veel van hen zijn jammer genoeg ook niet meer onder ons. Met Roger Wittevrongel [Blankenberge, 1933] zat ik samen in de schilderklas, met Inez Vandeghinste [Gent, 1935] volgde ik lessen grafiek, en de bekende glazenier Armand Blondeel [1928-2002] en Walter De Buck [1934-2014] waren medestudenten in de beeldhouwkunst. Carlos Demeester[e], de latere galeriehouder in Roeselare, was eveneens een medestudent. Het laatste jaar van mijn studies aan het K.A.S.K. heb ik ook een cursus keramiek gevolgd samen met Carmen Dionyse [1921-2013] en Roger Raveel [1921-2013], met wie ik nadien een blijvend contact heb onderhouden.
Daarnaast herinner ik me dat Jean Bilquin [Gent, 1938] naar de avondles kwam op de academie, hoewel we toen niet echt contact hadden. Dat is pas nadien ontstaan. Toen ik jaren later ging lesgeven in de teken- en beeldhouwklas zijn er wel langdurige vriendschappelijke relaties ontstaan.
Met wie zoal?
Met bijvoorbeeld Emiel Hoorne [Roeselare, 1951], een attente en hardwerkende student. Later werd hij docent Grafische kunsten aan de academie. Hij heeft bij mij grafiek gevolgd, hoewel ik dat maar even heb gegeven. Pierre Vlerick [1923-1999] was toen reeds directeur van het K.A.S.K. en was een aantal maanden op studiereis. Ik verving hem en leerde zo Emiel kennen. Ook met Enk De Kramer [Antwerpen, 1946], eveneens student Grafiek, ben ik nog steeds goed bevriend.
Ik heb warme herinneringen aan die periode, en besef dat ik er blijvende vriendschappen aan overgehouden heb.
Een andere docent op de academie in die tijd was Jan Burssens [1925-2002]. In uw verzameling wenskaarten zitten ook enkele exemplaren van zijn hand. Stonden jullie meteen op goede voet met elkaar?
Hoewel we slechts een tiental jaren in leeftijd van elkaar verschilden, leek het alsof Jan Burssens deel uitmaakte van een oudere generatie kunstenaars. Hij floreerde in een milieu van directeuren, galeriehouders en verzamelaars, terwijl ik meer op mezelf was. Het heeft jaren geduurd vooraleer wij echt contact hadden. Hij kwam me voor het eerst opzoeken toen ik mijn legerdienst deed, rond 1961, geloof ik. Hij zag mijn abstracte schilderijen en bleef nadien contact opnemen. Dat waren boeiende gesprekken. Jan wist ontzettend veel, ook wat er internationaal gebeurde. Hij was ook diegene die me had getipt over een verkaveling in Mariakerke, waar we in 1959 een woning hebben gebouwd naar een ontwerp van Walter De Troch, een leeftijdsgenoot die samen met mij was afgestudeerd aan het K.A.S.K. in 1956.
Een andere woning in diezelfde wijk in Mariakerke werd overigens bewoond door Hein Picard [1925-1988] en zijn echtgenote Els Jochem. Hein organiseerde wekelijks bijeenkomsten met gelijkgezinden, die geregeld in het café Hotsy Totsy, gelegen in de Hoogstraat te Gent, te vinden waren. Hij was zeer geïnteresseerd in plastische kunst en vroeg meestal aan kunstenaars uit zijn kennissenkring om een wenskaart te ontwerpen.
Kan u iets meer vertellen over de wenskaarten die u zelf maakte? Hoe kwamen ze tot stand? Waren er bepaalde thema’s?
Het zijn abstracte werken, die niets met Kerst of Nieuwjaar te maken hebben. Meestal maakte ik voor elk jaar een nieuwe etsplaat waarmee ik meerdere exemplaren drukte.
De etsen liggen vaak in de lijn van bestaande werken.
De etsen zijn inderdaad vaak verwant aan reeds bestaande beelden van mij, en betekenen ook een belangrijke inspiratiebron. In die zin zijn het ook studies. Meestal zijn deze nieuwjaarswensen gebaseerd op tekeningen en sculpturen, eerder dan op mijn “landschappelijke schilderijen”.
Ga je nog steeds te werk op deze manier?
Absoluut, maar het kaartje van dit jaar is nog niet af. Het wil op dit ogenblik nog niet echt lukken. Soms durf ik meerdere ontwerpen tegelijkertijd te maken, ook voor de jaren nadien, maar daarin schuilt het gevaar dat ze soms gelijkaardig kunnen zijn.
Er kruipt veel tijd in het werkproces, waardoor Karin en ik al geregeld tegen elkaar gezegd hebben dat we het volgend jaar niet meer gaan doen. Elk jaar heb ik overigens ook een aantal mislukte etsplaatjes. Het beeld moet immers kloppen.
Zijn jullie fanatieke kerstvierders?
Niet echt, mijn moeder verjaarde op 25 december dus we vierden elk jaar op kerstavond haar verjaardag in het gezelschap van mijn tante, steevast vergezeld van een feestelijk menu.
Nee, van die kerstdagen herinner ik me — en ik moet dan ver teruggaan in mijn kinderjaren — voornamelijk de kartonnen figuurtjes die we maakten, en de boom die binnengehaald en versierd werd. Toen ik zeer jong was stelde kerstavond niet veel voor. Het waren sombere en bedreigende oorlogsjaren die mij achtervolgden, en nog steeds achtervolgen. Ergens duiken ze steeds weer op in mijn plastisch werk en muziek… In de naoorlogse jaren werd in familiekring opnieuw meer Kerst en Nieuwjaar gevierd. Ik herinner mij goed het feestelijke moment wanneer we na de bevrijding van een echt “wijntje” mochten proeven, en hoe verschrikkelijk slecht ik dat vond — hoewel mijn familieleden in de wolken waren.
Persoonlijk kijk ik eerder uit naar 21 december, de kortste dag van het jaar, omdat het een keerpunt is waarna de zon weer hoger komt te staan. Ik voel me graag verbonden met de natuur: bomen, planten, weten vanwaar de wind komt.
Enfin, het meest speciale aan Kerst is het kaartje dat ik maak.
Reeds enkele decennia drukt en verstuurt kunstenaar-muzikant Paul Van Gysegem [Berlare, 1935] jaarlijks een persoonlijk eindejaarskaartje naar talrijke collega-kunstenaars en vrienden. Met behulp van zijn echtgenote Karin De Vriendt [Sleidinge, 1948], die hij leerde kennen in 1991, onderhoudt hij zo onder meer langdurige contacten die tot stand zijn gekomen in de periode 1957-1987 te Gent. Van Gysegem genoot in de stad een opleiding aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten (K.A.S.K.) heeft genoten, en was gedurende 35 jaar docent was op diezelfde academie. Voor de presentatie in KIOSK werd een selectie gemaakt van kerst- en nieuwjaarskaarten van kunstenaars en vrienden, die Paul Van Gysegem heeft ontvangen in de bovenvermelde periode. Er worden onder meer bijdragen getoond van Jean Bilquin, Jan Burssens, Mark Cloet, Enk De Kramer, Emiel Hoorne, Roger Raveel en Pierre Vlerick. Het interview vond plaats in Gent op 7 december 2022, in het kader van Het brievenproject.
Met dank aan: Naninga Lens, Koen Brams en Simon Delobel.