Op 16 januari 1960 vergadert de commissie van het Gentse Museum voor Schone Kunsten (MSK) over een aantal aankoopvoorstellen. Inzake de verwerving van een werk van Jos Verdegem wordt beslist dat de commissieleden Jozef Mees, Maurits Poppe en Auguste Taevernier, samen met voorzitter Georges Chabot en conservator Paul Eeckhout, de voorgestelde werken bij de familie van de Gentse schilder zullen gaan bekijken. Aan Paul Van Gysegem wordt gevraagd enkele tekeningen te bezorgen met het oog op een mogelijke aankoop. De schilderijen van José Goedertier en Philippe Morel de Boucle Saint-Denis komen volgens de commissie niet in aanmerking voor de collectie. Over de ‘koude abstrakte’ werken van Luc Peire is in het verslag te lezen dat ze “geen meerderheid [behaalden]”.
Op 20 januari 1960 meldt Karel Geirlandt, lid van de commissie van het MSK sinds de lente van 1958, de ongelukkige uitkomst van de vergadering aan de in Parijs en Knokke woonachtige schilder: “Ik ben er nog steeds niet van ‘bekomen’ doch de commissie heeft alle voorstellen tot aankoop afgewezen. (…) Wij geven de strijd niet op.” Vijf dagen later wordt Peire per brief officieel in kennis gesteld van het oordeel van het aankoopcomité van het MSK.
Luc Peire is not amused, om het zacht uit te drukken. Hij richt op 31 januari 1960 een vlammend epistel aan Geirlandt. Over het afwijzingsbriefje sneert hij: “Korter kan het niet. Het gaat toch niet over schoenborstels.” Hij laat het hier niet bij en stuurt ook een brief aan de voorzitter van de commissie. In zijn schrijven overloopt hij de chronologie van de feiten. Hij is na aandringen van ‘Meester’ Karel Geirlandt ingegaan op de vraag om drie werken te presenteren aan het MSK: Assurance (1957), Estramadura (1957) en Fiesta (1958). Tevens op verzoek van de Gentse advocaat is hij akkoord gegaan met een prijsvermindering. Vervolgens heeft Geirlandt bekomen dat de commissie er principieel mee heeft ingestemd om een werk van de meester van de koude abstractie aan te schaffen zodat hij “geen nutteloze kosten zou moeten doen van vervoer der schilderijen”. Peire heeft nadien via Meester Geirlandt vernomen dat de commissie in 1960 een zeer dure aankoop van de Franse schilder Georges Rouault wil realiseren en “men best vlug zou beslissen over de voorstellen van 1959”. Hij laat zijn werken meteen ophalen door een transportfirma en overbrengen naar het MSK. Hoe is het dan mogelijk dat geen enkel werk de commissie gunstig heeft kunnen stemmen? Peire geeft zelf het antwoord: “Ofwel kent de commissie het werk van de schilders van vandaag en ook mijn werk, en wanneer zij dan een voorstel aanvaardt, weet zij waarover het gaat; ofwel kent zij het werk niet en… laat ik U zelf besluiten.” Met zijn schrijven wil hij niet bekomen dat de commissie terugkomt op haar beslissing. Hij stelt de retorische vraag of het museum zijn verplaatsingen, de transportkosten en de verzekeringen zal betalen. Op een ander verzoek — namelijk om zijn werken “op kosten van de stad terug te sturen” — verwacht hij wel een antwoord. Peire vraagt ten slotte ook om zijn brief voor te lezen aan de commissie en bezorgt zijn schrijven aan “Meester Geirlandt en aan Heer de Schepen van Schone Kunsten van de stad Gent”.
Wat geen enkel commissielid en evenmin conservator Eeckhout weet, is dat er in het aankoopcomité een mol zit. Peire is niet de enige auteur van de brief, zijn coauteur luistert naar de naam van niemand minder dan Karel Geirlandt. Peire heeft Geirlandt op 31 januari 1960 niet alleen deelachtig gemaakt van zijn ongenoegen over de mislukte aankoop, hij heeft hem ook herinnerd aan zijn strijdvaardigheid: “Geldt uw ‘we geven de strijd niet op’ ook in dit geval. Hierbij een project van antwoord dat ik hen zal sturen. Mag ik per kerende uw eventuele opmerkingen verwachten?” Geirlandt is een man van zijn woord. Hij herschrijft Peires brief en maakt hem ‘het tegenproject’ over.
Nadat de Gentse advocaat op 5 februari 1960 een kopie van de brief heeft ontvangen waaraan hij zelf heeft meegeschreven, beraamt hij snode plannen. Op 15 februari 1960 schrijft hij aan Georges Chabot: “Ik ontving de copij van een schrijven dat de heer Luc Peire U gericht heeft in verband met de weigering tot aankoop van een zijner werken. Buiten een zekere heftigheid die deze brief kenmerkt is de reactie begrijpelijk. Nemen we ook nog het andere incident. Er werd voorgesteld een werk van Mr. Morel [Philippe Morel de Boucle Saint-Denis] aan te kopen. Gezien de aanstaande tentoonstelling besloot de commissie dat men deze tentoonstelling zou afwachten. Op de opening te Brussel (onmiddellijk na de commissiezitting van 14.11.59) waren drie commissieleden en de Heer Schepen aanwezig. Men discuteerde, men koos een werk, men reserveerde het. Men stelde zich akkoord over de prijs. Dit ene werk kwam naar de commissie twee maanden na de tentoonstelling: het werd geweigerd. Waar alle kunstenaars drie werken mogen voorstellen en daardoor meer kansen krijgen, stemde men op zicht van slechts één werk. Sommige commissieleden hadden de tentoonstelling niet gezien. Ver van mij te beweren dat de commissie het laatste woord NIET moet hebben. De weigering na een principiële aanvaarding leidt echter tot zulke incidenten.” Geirlandt heeft dus niet alleen Peires pen vastgehouden tijdens het schrijven van een brief aan de voorzitter van de museumcommissie. Hij gebruikt datzelfde schrijven als breekijzer in een kwestie die een andere kunstenaar betreft. Uit de zaken Morel en Peire komt Geirlandt niet alleen naar voor als een zeer strijdbaar lid van de commissie van het MSK, maar ook als een bijzonder gewiekst bemiddelaar die geen enkele truc van de foor onbenut laat.
Wie draait uiteindelijk op voor de transportkosten van Peires werken? Op de eerstvolgende vergadering van de museumcommissie, op 19 maart 1960, wordt de brief van Luc Peire voorgelezen en wordt diens vraag over het transport van de werken naar Knokke in overweging genomen. Marie De Keyser, verslaggeefster, noteert: “De voorzitter antwoordt dat kunstenaars hun werken op eigen risico naar het museum moeten brengen en terug halen. De heer Conservator ziet evenwel de mogelijkheid deze werken gratis terug te sturen deze zomer.” Zo geschiedt. Op 23 juni 1960 worden Assurance, Estramadura en Fiesta op kosten van het MSK in Knokke afgeleverd.
Met dank aan: Sofie Corneillie (Museum voor Schone Kunsten, Gent), Simon Delobel, Toni Geirlandt, Carlos Montalvo, Marc Peire, Veerle Verhasselt (Museum voor Schone Kunsten, Gent) en Cathérine Verleysen (Museum voor Schone Kunsten, Gent).