Op het einde van 1964 of bij het begin van 1965 besluit Gabriel Van Driessche een brochure uit te geven over zijn bedrijf, een onderneming voor kraanverhuur, hijswerk en technisch transport. Hij vertrouwt de klus toe aan zijn dochter Jenny, die op dat moment al enige jaren onder zijn vleugels werkzaam is. De zoektocht naar een geschikte ontwerpstudio brengt haar naar Toekan, een in Antwerpen gevestigd bureau, waar de opdracht in de portefeuille komt van de in Gent woonachtige Paq. Beide vrouwen ontmoeten elkaar geregeld in de loop van 1965 en worden vriendinnen.
Paq is gehuwd met de Nederlandse collagist, schilder en tekenaar Niko Klerks. Hij maakt in die tijd samen met Walter De Buck en Wybrand Ganzevoort deel uit van de Werkgroep Gent, een genootschap dat kunstintegratieprojecten op touw zet. Via Paq komt Jenny Van Driessche in contact met de Gentse kunstwereld. Samen met haar vriendin en haar man Niko woont ze geregeld jazzoptredens bij in Trefpunt, het ‘centrum ter aanmoediging en verspreiding der kunstambachten’ én de thuisbasis van de Werkgroep Gent. In dit etablissement bij Sint-Jacobs zet Yves De Smet op 1 maart 1965 een studieavond op. Het thema is, luidens de uitnodiging, “integratie: architectuur/monumentale kunst, in ‘t algemeen, Werkgroep Gent (De Buck, Klerks, Ganzevoort e.a.) in ‘t bijzonder”. Jan Van Den Abbeel, met wie De Smet bevriend is, neemt ook deel aan deze manifestatie. Hij toont er zelfs recent werk. Het is niet bekend of Jenny Van Driessche de discussieavond heeft bijgewoond. Wel is geweten dat zij in Trefpunt op enig moment kennismaakt met Yves De Smet en zijn vrienden, onder wie Jan Van Den Abbeel en diens vriendin, Erna Falleyn. In november 1965 wordt Jenny meter van Igor, het tweede kindje van Paq en Niko Klerks. Bij het begin van 1966 maken Jenny Van Driessche en Yves De Smet bekend dat ze elkaars geliefden zijn.
Op 1 februari 1966 richt Jenny Van Driessche een in het Frans gestelde brief aan Jan Van Den Abbeel, die op dat moment zijn legerdienst vervult. Mogelijk heeft ze voor de taal van Molière gekozen om Jans collega-miliciens de lust te ontnemen om mee te lezen. Van Driessches epistel staat grotendeels in het teken van een door Yves De Smet georganiseerde discussieavond over de Franse couturier André Courrèges. De sessie is de vierde in een reeks van zes die vanaf einde ’65 plaatsvinden in de academieraadzaal van de Universiteit Gent. Omdat Van Den Abbeel slechts het eerste deel van de avond kon bijwonen, verschaft Van Driessche aan de soldaat een gedetailleerde beschrijving van de bijeenkomst. Ze staat uitgebreid stil bij een ongerijmde interventie van Niko Klerks en gaat ook in op de cafés die ze bezoeken na het afsluiten van de gespreksavond. Het gezelschap, waartoe tevens Antwerps beeldend kunstenaar Mark Verstockt behoort [zie ook Brief van Mark Verstockt aan Yves De Smet, d.d. 22 december 1965], belandt eerst in schaakcafé den Yzer (in de Vlaanderenstraat), vervolgens in De Zolder (een dancing aan de Kuiperskaai) en tenslotte in De Zwarte Hond (een bruine kroeg in de Brabantdam). Uit een passage die handelt over het begin van de kroegentocht kan worden afgeleid dat de vriendschap tussen Paq en Jenny danig bekoeld is. Nadat ze een door Erna Falleyn gemaakte denigrerende opmerking onderschrijft, stelt ze: “c’est bien fini avec moi aussi”.
Het slot van de brief brengt nog een verrassing als Van Driessche meegeeft dat ze diezelfde middag zal vernemen of het tot een ontmoeting kan komen tussen Yves De Smet en Karel Geirlandt, de voorzitter van de Vereniging voor het Museum van Hedendaagse Kunst. Of de afspraak van de jonge kunstenaar met de Gentse kunstpaus op 1 februari 1966 is doorgegaan, is niet geweten.
Met dank aan: Jenny Van Driessche, Cyriel Van Tilborgh en Simon Delobel.