In november 1969 verstuurt de Gentse kunstenaar Philippe Van Snick (1946-2019) enkele honderden enveloppen naar contactpersonen in binnen- en buitenland. De enveloppen hebben dezelfde inhoud: drie witte vellen papier met hetzelfde formaat als de briefomslag. Op de drie strookjes staat respectievelijk een van de volgende Engelstalige zinnen:
BETWEEN THOSE TWO STRIPES YOU CAN NOTE A DISTANCE OF A MILLION BETWEEN YOU & ME
PLEASE WRITE ME A LETTER
VAN SNICK PHILIPPE ST. PIETERSAALSTSTRAAT 110 GENT
Boven de eerste zin staat verder, aan de linker- en rechterzijde van het blad, een dun zwart, horizontaal lijntje. Op de achterzijde van de enveloppe kan men tot slot de woorden ‘letter experiment’ in rode inkt onderscheiden. Meer informatie krijgen de ontvangers niet, maar de boodschap is duidelijk: er wordt gevraagd een brief te schrijven naar het opgegeven adres.
Uit een aantekening blijkt dat Philippe Van Snick 321 personen aangeschreven heeft, van wie 106 in België en maar liefst 215 in het buitenland (63 in Nederland, 57 in West-Duitsland, 29 in Italië, 21 in Frankrijk, 17 in Engeland, 17 in Zwitserland, 6 in de V.S., 2 in Zweden, 1 in Denemarken, 1 in Spanje, 1 in Canada). Het is niet geweten of deze notitie een correcte weergave van de feiten is. Zeker is wel dat minstens drie van de brieven de geadresseerden niet hebben bereikt en geretourneerd zijn. Even zeker is dat slechts 33 van de geadresseerden —veelal kunstenaars en kunstprofessionals — een antwoord hebben geformuleerd op de mysterieuze vraag. De benaderde personen betreffen zowel persoonlijke relaties als contactpersonen uit de netwerken van de Gentse galerie Plus-Kern en de Antwerpse X-one gallery [1].
Slechts enkele maanden na het behalen van het diploma Etsen aan de Gentse Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in juni 1968 kwam Philippe Van Snick in contact met Plus-Kern, het ‘centrum voor konstruktieve vormgeving’ dat op 5 maart 1969 door Yves De Smet en Jenny Van Driessche was geopend in een herenhuis in de Gebroeders Vandeveldestraat te Gent. In september-oktober van dat jaar was een eerste keer werk van Van Snick te zien in de expositie 223 m3, een ambitieuze groepstentoonstelling — even groot als de galerie zelf, vandaar de titel — met voornamelijk buitenlandse kunstenaars. Via haar curator, Yves De Smet, kwam Van Snick in contact met Marc Poirier dit Caulier, die samen met Chita Foubert de Antwerpse X-one gallery had opgericht.
Yves De Smet levert Van Snick niet alleen zijn adresboek. Hij bezorgt hem ook een ‘ruimtelijk antwoord’ als bijdrage aan het letter experiment. Ook Jenny Van Driessche laat zich niet onbetuigd — zij stuurt een beknopte repliek. Van Snick ontvangt nog een drietal andere brieven uit het Gentse. Kunstenaars Amédée Cortier, Pjeroo Roobjee en Hilaire Roels, met wie Van Snick vanaf 1966 een aantal jaren heeft samengewoond in Het Pand in de Lievevrouwbroerstraat te Gent, nemen de opdracht ter harte. Naast enkele uitgebreide epistels, en nu en dan een kort gedicht, bestaan de overige, overwegend buitenlandse antwoorden hoofdzakelijk uit gevatte reacties, rechtstreeks neergepend op en in relatie tot de initieel door Van Snick verstuurde briefjes. Marcel Broodthaers zendt zijn open brief Mon cher Lamelas(d.d. 31 oktober 1969). Hier en daar verleiden de twee horizontale lijntjes op het eerste blad de ontvanger zelfs tot een lijntekening. Het is echter vooral de brief van de Amerikaanse kunstenaar James Lee Byars die de aandacht trekt. Niet enkel omwille van het herkenbare handschrift, ook inhoudelijk is het document interessant: Byars maakt van het letter experiment van Van Snick gebruik om de afzender op zijn beurt uit te nodigen tot deelname aan zijn eigen project, het World Question Center. Byars verblijft op dat moment in het Hudson Institute in Croton-on-Hudson. In het kader van een residentie aldaar, gestart in mei 1969, belt en schrijft de Amerikaan honderden mensen aan met het verzoek hem honderd vragen op te sturen. Op 28 november 1969, niet lang na de aanvang van Van Snicks letter experiment, wordt een documentaire over James Lee Byars en ook het liveprogramma The World Question Center uitgezonden op de Belgische Radio en Televisie (BRT).
Eén van de nieuw aangeboorde contacten mondt uit in een concrete samenwerking. In zijn antwoord (d.d. 24 november 1969) verzoekt kunstcriticus Roland Patteeuw Philippe Van Snick om een bijdrage in het literaire en kunstkritische tijdschrift Kreatief. Van Snick gaat in op het voorstel en verzorgt een artistieke bijlage bij het februarinummer van 1970. Het gaat om een vel papier (54,5 x 42 cm), gevouwen in vier delen, waarop een aantal keren de afkortingen voor de kleuren zwart (ZW), geel (GL) en rood (R) gedrukt staan. Daarnaast is een klein stukje touw, eveneens in de Belgische driekleur, bevestigd op het blad. In dezelfde aflevering van het tijdschrift publiceert Patteeuw het artikel Philippe Van Snick: kunstenaar zonder ambachtsman “der kunst” te zijn, waarin hij het letter experiment van de kunstenaar aanhaalt, de drie ‘strookjes’ van Van Snick afbeeldt en zelfs enkele antwoorden reproduceert.
[1] Marie-Pascale Gildemyn in gesprek met Philippe Van Snick in diens studio te Brussel, 2006-2009, gepubliceerd in Liesbeth Decan & Hilde Van Gelder (eds.), Philippe Van Snick. Dynamic Project, Brussel: ASA Publishers, 2010.
Met dank aan: Philippe Van Snick Estate (Marijke Dekeukeleire, Benedicte Goesaert, Camille Bladt), Simon Delobel, Koen Brams en Thomas Peeters.