Op 5 september 1977 richt de redactie van het Nederlandse opinieblad Haagse Post (HP), een beknopt schrijven aan de Gentse poëziewinkel en galerie Candid. Het bericht betreffende “tekst + HP-logo voor uitnodiging” bevat niet meer dan wordt beloofd: het logo van de HP en een korte aankondiging van een expositie.
Uit de paar lijnen die Gent bereiken, kan worden opgemaakt dat Candid een honderdtal omslagen van het tijdschrift zal tentoonstellen. Het concept van de cover werd begin jaren 70 grondig vernieuwd. Benno Wissing, medeoprichter van het toonaangevende Nederlandse ontwerpbureau Total Design, bedacht een flexibel sjabloon, waarmee diens freelance assistent Leendert Stofbergen (1933-2001) wekelijks aan de slag ging. Zo kon het logo van HP — in tegenstelling tot wat gebruikelijk was — massief of in contour en met wisselende afmetingen, op verschillende plaatsen op de bladspiegel opduiken. Stofbergen had zijn strepen in de jaren 60 verdiend als vormgever van het literaire tijdschrift Gard-Sivik en met boekontwerpen voor de uitgeverijen Nijgh & Van Ditmar en De Bezige Bij. Met minimale ingrepen en een consequent gebruik van de lettertypes Cooper Black en Helvetica was zijn stijl sober maar doeltreffend.
De Gentse interesse voor de HP-covers werd betoond door Guido Lauwaert (1945), een bevlogen organisator van culturele evenementen. Hij had naam gemaakt met zijn even legendarische als turbulente Nachten van de Poëzie (1973, 1975). Lauwaert had als voormalig leerjongen in een drukkerij oog voor grafisch werk en was een trouwe lezer van het weekblad.
Samen met zijn partner Anne Lemaître (1955) had hij in november 1976 Candid overgenomen. De galerie, gelegen in een herenhuis op Verlorenkost 9, was nauwelijks negen maanden voordien geopend door Monique Schrans en Sigrid Rosseel-De Puydt. Om de overname te financieren leenden Lemaître en Lauwaert het volledige bedrag bij de bank door borg te staan voor elkaar. De zaak werd ingeschreven op naam van Lemaître, die zich over de praktische kant van het project zou ontfermen. In de gelijkvloerse salons richtte het koppel een poëziewinkel in. De galerie, die een uitgesproken literaire stempel kreeg, verhuisde naar een kleine, zwart geschilderde kelder, waar ook lezingen konden plaatsvinden. Als eerste poëziewinkel van Vlaanderen had Candid niet alleen de ambitie te bewijzen dat “poëzie kàn verkopen als ’t wordt verkocht” (De Gentenaar, 2 december 1976), maar wilde het ook een platvorm en thuishaven aanbieden voor dichters. Als ontmoetingsplaats waar men kostenloos terecht kon voor een boterham, borrel of bad werd Candid een succes, maar de verkoop vlotte niet. Dat men in de handelszaak bovendien bundels kon ontlenen, droeg niet bij aan de cijfers. Ook de galeriewerking (met exposities van o.a. Marcel van Maelen, Hugo Raes, Jef Nys, Paul de Vree en Nic van Bruggen) leverde niet de verhoopte resultaten.
De tentoonstelling van Stofbergens ontwerpen vormde hierop geen uitzondering. Een afvaardiging van de HP-redactie reisde naar Gent, aangevoerd door later hoofdredacteur John Jansen van Galen, die de openingsspeech zou verzorgen. Bij aankomst bleken de leden van de Nederlandse delegatie — op Lauwaert en Lemaître na — de enige belangstellenden voor de vernissage.
Noch een verhuis en uitbreiding van activiteiten, noch een breed gesteunde benefietavond konden een sluiting voorkomen. Op 13 maart 1980 werd Candid, voorzien van rouwdecoratie, ten grave gedragen met een “omkleed feest bij nakend failliet”, waarbij de champagne een laatste keer rijkelijk vloeide.
Met dank aan: Godart Bakkers, Koen Brams, Wouter De Vleeschouwer, Simon Delobel, Paul Demets, Stefaan Goossens, Ronald Hoeben, John Jansen van Galen, Ron Kaal, Guido Lauwaert, Bart Moerman, Gerd Segers, Willy Tibergien, Kiki Van Dyck, Universiteitsbibliotheek Ugent, Letterenhuis en De Zwarte Doos.