Op 30 september 1985 stuurt Koen Vos — samen met Chris van Eetvelt en Chris Vanbeveren één van de drie leden van het Gentse kunstenaarscollectief Kleenex — een bericht aan de pers waarin hij het einde van de groep aankondigt.
De samenwerking tussen de drie studenten van de Gentse Koninklijke Academie voor Schone Kunsten vangt aan in mei 1982 in de schildersateliers, gelegen aan Het Berouw, waar docenten Karel Dierickx, Jean Bilquin en Jan Burssens de plak zwaaien. Vanbeveren, van Eetvelt en Vos beslissen samen te werken aan figuratieve composities, die met inkt en bister aangebracht worden op krantenpapier. Voorafgaand aan het schilderen worden geen afspraken gemaakt. Elke nieuwe laag wordt snel overgeschilderd tot de drie kunstenaars tevreden zijn met het resultaat. Over hun beeldtaal en werkwijze stellen ze: “Onze leefwereld werd verbeeld in een ‘café-galgenhumor’, en dan meteen uitge-kotst-schilderd”. Inspiratie vinden ze in het werk van de Nieuwe Wilden, onder wie Jörg Immendorff, Jiri Georg Dokoupil en Marwan Kassab-Bachi, een Syrische kunstenaar die op uitnodiging van Proka vzw in Gent exposeert. Verblijven in kraakpanden in Kreuzberg (Berlijn) voeden de verbeelding. De werken van het collectief worden steeds groter en de ateliers van de academie te klein. Vanbeveren, van Eetvelt en Vos nemen hun intrek in een kasteel in Assenede waar vrienden wonen.
Het collectief is het idee van wegwerpkunst genegen en vindt een passende naam, Kleenex, geïnspireerd op de tekst van het liedje Chacun fait (c’qui lui plaît) uit 1982 van de Franse band Chagrin d’Amour. Van hun productie mag niet te veel overblijven. Alles moet tijdelijk zijn. Vernietiging staat centraal. Kleenex weigert om kunstwerken te verkopen en leeft van opdrachten zoals het beschilderen van de muren en plafonds van de Gentse discotheek Fash en van de bakstenen gevel van het cinemacomplex Decascoop, in opdracht van het Internationaal Filmgebeuren (het huidige Film Fest). De uitnodigingen voor projecten volgen elkaar in razendsnel tempo op. Kleenex wordt gesteund door de academiedirecteur Pierre Vlerick die hen uitnodigt om een schilderij te maken ter gelegenheid van de tentoonstelling Vier jaar picturaal klimaat in Gent in september 1982. Op de gevel van het KASK in de Academiestraat brengen ze America is a Great Nation,een ironisch-satirische voorstelling van de Amerikaanse droom op een gigantisch doek van 20 bij 15 meter. In januari 1983 creëert Kleenex het eerste ‘Eros Centrum’ van Vlaanderen aan het theater De Bron van Greta Van Langendonck. Naakte lichamen, geschilderd op de façade van het gebouw, zorgen voor beroering bij sommige buren maar tot openlijk protest komt het niet. In april van datzelfde jaar verwezenlijkt Kleenex een schilderij van 28 meter breed op de buitenmuur van de Sint-Pietersabdij in het kader van de Duitse Week. Een paar weken later, in het kader van De Derde Verzameling — een tentoonstelling met werk van jonge Vlaamse kunstenaars, van 28 mei tot 2 juni 1983 — presenteert Kleenex veertien grote werken op doek over het leven van Jezus Christus, verwijzend naar de Kruisweg in de Sint-Baafskathedraal. De schilderijen worden tentoongesteld nabij de oude Vleeshallen op de Groentenmarkt in Gent. Na een klacht van voorbijgangers die de bisschop Léonce Albert Van Peteghem op de hoogte brengen, grijpt de politie in. Vanbeveren, van Eetvelt en Vos proberen het afvoeren van hun werken door brandweermannen nog tegen te houden. Tevergeefs. Het collectief wacht een rechtszaak.
Voor Kleenex staan de perikelen de institutionele erkenning echter niet in de weg. In september 1983 neemt het collectief deel aan de Prijs voor de Jonge Schilderkunst in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel (samen met onder andere Robert Devriendt en Michel François). Ook al winnen ze de wedstrijd niet, hun grote doek En toen gaf God de bomen en de bloemetjes water ontvangt veel positieve reacties, onder meer van Pierre Alechinsky die hen op 1 oktober 1983 een felicitatiebrief stuurt.
Op 12 maart 1984 gaat de rechtszaak tegen Kleenex van start. Jan Hoet, de directeur van het Museum van Hedendaagse Kunst, probeert procureur Dubrulle te overtuigen van de artistieke waarde van de werken maar deze laatste ziet er eerder een sensationele stunt in. Twee jaar en drie maanden na de expositie van Kleenex’ kruisweg, op 14 oktober 1985, wanneer Kleenex reeds ontbonden is, vindt een volgende zitting plaats over het blasfemische werk. Nog eens acht maanden later, op 16 juni 1986, worden Vanbeveren, van Eetvelt en Vos door de correctionele rechtbank veroordeeld voor openbare zedenschennis. De drie leden moeten elk een boete betalen van 12.000 Belgische frank [300 €] of een vervangende gevangenisstraf uitzitten van 8 dagen. De schilderijen dienen ook vernietigd te worden.
In De Witte Raaf van september 1986 wordt de verkoop van een reeks postkaarten met reproducties van de veertien schilderijen en de portretten van de kunstenaars aangekondigd. De opbrengst ervan is bedoeld om de gerechtskosten te betalen. Uiteindelijk krijgen Chris Vanbeveren, Chris van Eetvelt en Koen Vos op 21 februari 1988 in beroep opschorting van straf waardoor ze niet van hun burgerrechten worden beroofd.
Van Kleenex’ veertiendelige cyclus resteren alleen de getekende voorstudies en enkele ‘wegwerpfragmenten’ die gratis uitgedeeld werden en zich nu in privéverzamelingen bevinden. Van slechts een schilderij op paneel is de bestemming bekend. Het werd geschonken aan John Bultinck, een Gentse advocaat en kunstliefhebber, die zich spontaan aanbood om Kleenex gratis te verdedigen. Het werk, Monseigneur as-tu eu un cauchemar?, hangt vandaag in het kantoor van zijn opvolger, meester Patrick Devers. Tot op vandaag is niet duidelijk wat er gebeurd is met de rest van de in beslag genomen kunstwerken.
Met dank aan: Chris Vanbeveren, Koen Vos, Roger D’Hondt, Patrick Devers, Valerie Verhack en Koen Brams.