In 1973 oefent Karel Geirlandt (1919-1989) reeds bijna drie decennia het beroep uit van advocaat. Sinds het midden van de jaren 50 combineert hij zijn juridische werkzaamheden met tal van functies van maatschappelijke en artistieke aard. Zo is hij een geëngageerd lid van de Oost-Vlaamse sectie van de Ligue Esthétique Belge en zetelt hij als secretaris in de Commissie van het Museum van Oudheidkunde van Gent. In 1957 staat hij aan de wieg van de Vereniging voor het Museum van Hedendaagse Kunst (VMHK), een genootschap dat zich tot doel stelt om te “ijveren voor het oprichten en verdedigen te Gent van een Museum voor Hedendaagse Kunst, beantwoordend aan de hedendaagse noden en aan de vereisten van een levend, opvoedend en leidend cultuurcentrum voor hedendaagse stijlvorming” [artikel 2 van de statuten van de VMHK, zoals gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, d.d. 30 november 1957]. In 1958 wordt hij bovendien benoemd tot lid van de Commissie van het Museum voor Schone Kunsten van Gent (MSK). Vooral als voorzitter van de VMHK en als commissielid van het MSK heeft Geirlandt baanbrekend werk verricht in Gent, zowel betreffende de verwerving van kunstwerken als wat de organisatie van tentoonstellingen en discursieve manifestaties aangaat.
In 1973 wendt de advocaat en cultuurpromotor het hoofd af van Gent. Nadat hij vernomen heeft dat Jan Van Lerberghe afscheid neemt als directeur-generaal van de Vereniging voor Tentoonstellingen van het Paleis voor Schone Kunsten (Brussel), heeft hij de ambitie om deze vacature in te vullen. Geirlandt slaagt in zijn opzet. In de lente van 1973 krijgt hij het officieuze bericht dat het door hem gewenste mandaat voor hem is weggelegd. Het zal echter nog tot januari 1974 duren vooraleer de formele bevestiging komt dat hij de Vereniging voor Tentoonstellingen mag leiden… vanaf 1 september 1974. In de tussentijd neemt Suzanne Bertouille de honneurs waar als interim-directeur-generaal. Het is vooralsnog onduidelijk waarom Geirlandt pas vijftien maanden na de officieuze toezegging aan de slag kon gaan in het Paleis voor Schone Kunsten. In de VMHK gaat het in ieder geval een pak sneller. Op 9 januari 1974 maakt de Gentse advocaat aan de leden van de raad van beheer van de Vereniging bekend dat zijn “benoeming in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel thans bezegeld werd”. In dezelfde brief kondigt hij zijn ontslag aan als voorzitter. Hij wordt opgevolgd door Roger Matthys, die zijn mandaat als secretaris doorgeeft aan Marc De Cock. Geirlandt neemt niet enkel ontslag als voorzitter van de VMHK, hij zegt ook de advocatuur definitief vaarwel. Het advocatenkantoor komt in handen van zijn vennoot, John Bultinck.
Twee maanden nadat Geirlandt de verlossende — zij het officieuze — woorden uit Brussel heeft ontvangen, valt bij de Gentse kunstpromotor een merkwaardige postkaart in de bus. Zowel de voor- als achterkant zijn bijzonder. Op de rectozijde is het Gentse justitiepaleis te zien, gefotografeerd vanaf de Recollettenlei, met de Leie (links) en de Ketelvaart (rechts). Op de versozijde staat in handschrift geschreven: “…pour la défense de la veuve, de l’orphelin et de l’artiste… Londres, 1 mars ’74. M.B.” Marcel Broodthaers, die reeds geruime tijd in de Engelse hoofdstad woonachtig is, meer bepaald op het adres Willes Road 49 (Kentish Town), brengt een opvallende groet aan de man met wie hij reeds een klein decennium in contact staat. Met de keuze van de postkaart — het gerechtsgebouw van Gent waar Geirlandt 27 jaar werkzaam is geweest — geeft hij impliciet aan op de hoogte te zijn van de opmerkelijke carrièreswitch van de Gentenaar. Als deze interpretatie correct is, mag dan de tekst, waarin Broodthaers de kunstenaar op gelijke hoogte stelt met de sociaal zwaksten (de weduwe en het weeskind), worden begrepen als een (ironische?) vraag om hulp aan het adres van iemand die een van de meest prestigieuze posities zal bekleden in de Belgische kunstwereld?
Met dank aan: Simon Delobel, Toni Geirlandt, Carlos Montalvo, Cateau Robberechts en Raf Wollaert.