Op 21 mei 1980 opent een medewerker van de Gentse stadsdiensten een roze envelop met daarin een brief van de Amerikaanse kunstenaar James Lee Byars (1932-1997) gericht aan Jan Hoet (1936-2014). Het is een van de vele brieven die de conservator van het Museum van Hedendaagse Kunst (MHK) ontvangt in de jaren 1979 tot 1981 over een tentoonstelling die in het voorjaar van 1981 zou plaatsvinden in het Gentse museum. De brief vraagt de nodige inspanning van de lezer. Byars stelt deze op, zoals vaker, in hoofdregels en tussenregels waarbij twee briefdelen in elkaar worden geschoven, vaak ook zonder leestekens te gebruiken. Hij schrijft: “Mr. Hoet You must come to Venice I open it with 1 Minute of Quiet”. Byars verwijst naar zijn performance tijdens de opening van de 39e Biënnale van Venetië. Op het San Marcoplein zou hij, gemaskerd, kleine stukjes papier uitdelen waarop “be quiet” staat te lezen. Byars nodigt Hoet uit: “Please Mr. Hoet wear yr pink silk suit to Venice We all are you’ll see why then”.
In 1976 ontmoet Hoet James Lee Byars voor het eerst tijdens een performance in Antwerpen. Byars verovert op dat moment – met een grootschalig charmeoffensief – het Europese vasteland met zijn extravagante brieven. In zijn correspondentie, doorgaans in cryptisch sterrenschrift op delicaat papier in rijke kleuren als dieprood en goud, spoort hij zijn snelgroeiende netwerk van curatoren, museumdirecteurs, collega-kunstenaars en verzamelaars aan hem te helpen met zijn plannen om tentoonstellingen en performances op poten te zetten in musea en galeries.
De brief die Byars op 17 mei 1980 verstuurt naar Gent is opgesteld op briefpapier van het Busch-Reisinger Museum, verbonden aan de universiteit van Harvard in Cambridge, waar op dat moment Byars’ tentoonstelling The Exhibition of Perfect loopt. In de brief heeft het Byars het over zijn plannen om een bijzondere publicatie te maken bij de geplande tentoonstelling in Gent: “Please Mr Hoet We must have a round catalogue with hard covers and 100 thick pages”. Yves Gevaert, de Brusselse uitgever met wie Byars vaak zou samenwerken, zou volgens de brief een tekst bijdragen, net als Thomas Messer, directeur van het Guggenheim Museum in New York.
In de zomer van 1980 rollen vier schetsen van het Zwitserse bedrijf Hermann von Dach Söhne + Co het faxtoestel van het Gents museum binnen met daarop gedetailleerde ontwerpen voor sculpturen in zandsteen. Het gaat om twee halve manen, een bol, een grote schijf, een ring en een zuil van 150 centimeter met daarop een volume in de vorm van een luidspreker. De Bernse firma communiceert eveneens de productiekosten: een stevig prijskaartje. Byars wil ook de wanden van de museumzalen bekleden met handgemaakte Brugse kant. De offertes van de kantklossers geven hallucinante bedragen aan. De productiekost van de catalogus wordt geschat op 650.000 Bfr. – een uitzonderlijk hoog bedrag voor die tijd. De kost van de volledige tentoonstelling wordt geschat op 1.566.000 Bfr., ongeveer gelijk aan het toenmalige aankoopbudget voor een volledig jaar. Antoon Wijffels, directeur van de Dienst Culturele Zaken van de stad, houdt het ambitieuze project tegen omwille van financiële overwegingen.
De werkings- en aankoopbudgetten die de Stad Gent het jonge museum toekent, zijn in die periode heel beperkt. Voor tijdelijke tentoonstellingen moet men een afzonderlijke aanvraag indienen. Tussen 1976 en 1980 organiseert het Museum voor Hedendaagse Kunst zo vaak als mogelijk tentoonstellingen in coproductie met andere musea in binnen- en buitenland. Bepaalde kosten kunnen op die manier gedeeld worden, zoals de uitgaven voor de productie van een catalogus of het transport. Hoet lijkt alles in het werk te stellen om het stadsbestuur te overtuigen. In de brief uit New York stelt Byars voor om ook private sponsors te werven: “I need money Help help get us a big private patron “Daled”? Try? Ask?” De kunstenaar verwijst naar Herman Daled, een van de belangrijkste kunstverzamelaars in België.
Een verzoek vanwege Rudi Fuchs, directeur van het Van Abbemuseum, aan het adres van Antoon Wijffels mag niet baten. Het opzet was om de tentoonstelling vanuit het MHK in Gent te laten doorreizen naar Eindhoven. Fuchs veroordeelt Wijffels’ weerstand tegen het project: “Een dergelijke blokkering op korte termijn is niet alleen onhoffelijk tegenover de kunstenaar; zij betekent ook grote problemen in onze programmering.” De Stad Gent schrapt echter de financiering van projecten in het MHK voor die periode, nadat de grote tentoonstelling Kunst in Europa na ’68 in 1980 meer middelen had opgeslorpt dan was voorzien, en er ook een reeks aankopen van kunstwerken uit die tentoonstelling zouden volgen. Een besluit waarmee het doek valt over James Lee Byars’ utopische project in Gent.
Met dank aan: Jan Hoet Junior, Lucienne Leplae, Flor Bex, Lotte Beckwé, S.M.A.K. Gent (Véronique Van Bever en Jeroen Staes), Stadsarchief Gent, Naninga Lens, Wouter De Vleeschouwer, Elias Leytens en Simon Delobel.