In de lente van 1985 contacteert Jo Coucke (°1955) de in Brussel wonende kunstenaar Jan Vercruysse (1948-2018) met de uitnodiging om deel uit te maken van de Belgische inzending voor de eerste Biennale internationale pour la photographie d’art et de recherche 1985-1986. Coucke, die op dat moment als wetenschappelijk medewerker werkzaam is in het Gentse Museum van Hedendaagse Kunst (M.H.K.), is aangesteld als curator voor de Belgische selectie. In zijn antwoord laat Vercruysse duidelijk blijken dat hij geen hoge pet heeft van het opzet van het Parijse evenement. Hij ergert zich, na het lezen van het Parijse persbericht, aan de visie van de organisatoren over actuele kunst en aan de manier waarop zij ‘onderzoek’ verbinden met ‘kunst’.
De biënnale is een initiatief van Germs (Groupe d’étude et de recherche des médias symboliques), een Franse groep opgericht in 1974, die zich toelegt op esthetisch, artistiek en filosofisch onderzoek. Naast allerlei ateliers en thematische rondetafelgesprekken met critici en kunstenaars worden ook tentoonstellingen georganiseerd in de lokalen van de Parijse Galerie Donguy in het 11de arrondissement. Op 4 maart 1986 bijten België en Nederland met hun expo’s de spits af.
Vercruysse hekelt het feit dat er systematisch per land tien kunstenaars gevraagd worden, die met het fotografische beeld begaan zijn. Hij moedigt de jongere Jo Coucke aan om de organisatoren op andere gedachten te brengen en minder kunstenaars te sturen: drie in plaats van tien. Op die manier zouden de kunstenaars hun werk op een degelijke manier kunnen tonen. Vercruysses oproep blijkt echter een maat voor niets. Uiteindelijk zullen zeven kunstenaars en twee kunstenaarsduo’s België vertegenwoordigen: Barbara en Michael Leisgen (1940-2017 & °1944), Paul Sochacki (1956-2018), Toni Geirlandt (°1957), Jacques-Louis Nyst (1942-1996), Michiel Hendryckx (°1951) in duo met Johan Dehollander (°1954), Liliane Vertessen (°1952), Jan Carlier (°1957), Danny Matthys (°1947) en Marc Schepers (°1952).
Schepers en Matthys waren al vertrouwd met de Parijse organisatie. Zo waren ze in 1985 in Venetië aanwezig, samen met filosoof Paul Willemarck, op een symposium over fotografie, georganiseerd door onderzoeker en Germs-lid Ciro Giordano Bruni (°1931). De twee Belgische kunstenaars behoren trouwens tot het internationale comité van de Parijse biënnale en zullen in 1986 hun werken ook laten zien in twee vervolgtentoonstellingen ervan: Experimentele fotografie uit Vlaanderen in De Brakke Grond in Amsterdam en Experimentele fotografie in CC Berchem.
Jo Coucke komt voor het eerst met Jan Vercruysse in contact in de periode 1973-1976. Hij studeert schilderkunst aan Sint-Lucas Gent en bezoekt de tentoonstellingen van de galerie Elsa von Honolulu Loringhoven — een initiatief van Vercruysse. Na een succesvolle start als kunstenaar — met tentoonstellingen in de Gele Zaal en deelname aan Coming People van de Vereniging voor het Museum van Hedendaagse Kunst — begint Coucke een opleiding Kunstgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Gent. Via Norbert De Dauw, die hij ontmoet aan de RUG en met wie hij bevriend wordt, krijgt hij in 1981 de kans om rondleidingen te geven in het Museum voor Schone Kunsten waarin ook het jonge Museum van Hedendaagse Kunst is gevestigd. Vanaf 1982 helpt hij Jan Hoet, conservator van het M.H.K., bij het samenstellen van de technische catalogus van de collectie die in datzelfde jaar wordt tentoongesteld in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel. Daarna krijgt hij steeds meer opdrachten om teksten te schrijven voor Jan Hoet en het Museum van Hedendaagse Kunst. Deze worden soms onder zijn eigen naam gepubliceerd, zoals bij een tentoonstelling van Panamarenko in Apeldoorn (1984), soms onder de naam van Hoet (voor Braco Dimitrijevic bij Deweer Art Gallery in Otegem).
Als blijkt dat Jan Hoet binnen het Museum van Hedendaagse Kunst na de uitzonderlijk grote tentoonstelling Chambres d’Amis geen mogelijkheden ziet om hem aan boord te houden, gaat Jo Coucke eind 1986 in op de uitnodiging van succesvolle ondernemer en kunstliefhebber Marc Deweer (1945-2016) om voor diens in 1979 opgerichte galerie in Otegem te gaan werken. Die beslissing betekent eveneens het definitieve einde van zijn praktijk als beeldend kunstenaar: hij ruilt het penseel in voor de pen.
De paden van Vercruysse en Coucke zullen elkaar niet meer kruisen. In 1992 zal Vercruysse opnieuw weigeren deel te nemen aan een expositie, meer bepaald de door Jan Hoet samengestelde documenta in Kassel. In een brief gepubliceerd in het 38ste nummer van De Witte Raaf (juli 1992) zal hij weerom gebruik maken van zijn scherpste pen om aan te geven welke omstandigheden al dan niet gunstig zijn voor een kunstenaar om deel te nemen aan een tentoonstellingsproject.
Met dank aan: Jo Coucke, Marc Schepers, SMAK archief (Veronique Van Bever), Wouter De Vleeschouwer, Koen Brams en Valerie Verhack.