Op 24 december 1974 stuurt Jan Hoet (1936-2014) een brief aan het pasgetrouwde stel Karel Dierickx (1940-2014) en Griet De Cuypere (°1949). Hij feliciteert hen met hun huwelijk en bedankt hen daarnaast voor “hun blijken van steun en aanbeveling naar aanleiding van [zijn] kandidatuur voor het ambt van conservator voor de afdeling Moderne Kunst aan het Museum voor Schone Kunsten (MSK) te Gent”. De Cuypere is dan net afgestudeerd als arts en is met een vervolgopleiding in de psychiatrie gestart. Hoet en Dierickx studeerden aan de Rijksnormaalschool in Gent, Hoet op het einde van de jaren 1950, Dierickx bij begin van de jaren 1960. Beide kunstenaars exposeren minsten eenmaal samen, namelijk in de Galerie Alex Finck (Knokke-Zoute), waar ze het gezelschap krijgen van Werner Cuvelier, Roger Wittevrongel en Walter Vilain. De carrière van Dierickx neemt een snelle vlucht, met onder meer een vermelding in de Prijs Jonge Belgische Schilderkunst in 1962. Hij gaat lesgeven in het Stedelijk Secundair Kunstinstituut. In het jaar van zijn huwelijk krijgt hij een aanstelling aan de Gentse Koninklijke Academie voor Schone Kunsten (KASK) en zijn eerste internationale solotentoonstelling. De kunstenaarsloopbaan van Hoet is van korte duur. Midden jaren 1960 studeert hij verder aan het Hoger Instituut voor Kunstgeschiedenis en Oudheidkunde van de Universiteit Gent en gaat hij aan de slag als docent aan de Kunstacademie Westhoek.
Op 8 april 1974 wordt de functie van conservator van de Afdeling Moderne Kunst van het Museum voor Schone Kunsten vacant verklaard. Initieel is het de bedoeling dat de te benoemen conservator in nauwe samenwerking met Paul Eeckhout, de zittende directeur, vorm zal geven aan het beleid van het Museum voor Schone Kunsten. In de loop van 1975 wordt van dit beleidsvoornemen afgezien. Op 1 augustus 1975 wordt een nieuw instituut opgericht, het Museum van Hedendaagse Kunst.
Om in aanmerking te komen voor de baan van conservator moet de sollicitant aan volgende eisen voldoen: een universitaire opleiding hebben afgerond, ten minste één jaar praktijkervaring hebben en daarnaast slagen voor een examen. Dat Hoet gelooft dat de aanstelling echter niet louter op objectieve gronden gebeurt, wordt duidelijk uit zijn briefje aan Karel Dierickx en Griet De Cuypere. De 38-jarige Hoet heeft zijn zinnen gezet op deze baan en hij gelooft dat zijn vrienden een goed woordje voor hem deden. Welke tussenkomst Dierickx en/of De Cuypere mogelijk deden, is vooralsnog niet duidelijk. Wel is geweten dat Dierickx vanaf de vroege jaren 1970 lid is van de vrijmetselaarsloge De Zwijger, die deel uitmaakt van het Grootoosten van België. Dit genootschap heeft tal van leden in de kringen van de Gentse universiteit, het lager en middelbaar onderwijs en het KASK. Dat Dierickx goede contacten had met vrijzinnigen, kan voor de uitgesproken katholieke kandidaat-conservator aantrekkelijk hebben geleken. Een andere mogelijkheid voor een interventie van Dierickx, die met de eerste overigens niet incongruent is, betreft het netwerk van de vader van de kunstenaar. Dierickx senior was griffier op de rechtbank in Gent. Hij stond op goede voet met verschillende Gentse advocaten, die in sommige gevallen naast hun werk in de advocatuur, eveneens actief waren in de politiek. Karels vader onderhield bijvoorbeeld goede contacten met Willy De Clercq, die militeerde in de Gentse liberale partij.
Of Dierickx daadwerkelijk voor Hoet gelobbyd heeft en, indien dit zo is, of hij ook genoeg gewicht in de schaal kon leggen, is uiteraard zeer de vraag. Het briefje is vooral een sprekend bewijs van de vriendschap tussen Dierickx, De Cuypere en Hoet en getuigt daarnaast van het vertrouwen dat Hoet had in Dierickx als loyale bondgenoot.
Op 1 augustus 1975 krijgt Hoet het mandaat om leiding te geven aan het eerste Belgische Museum van Hedendaagse Kunst (MHK). In de eerste jaren nadien mag Dierickx zich niet in de aandacht van de kersverse conserator verheugen. Pas in 1981 wordt een eerste werk van de Gentse schilder opgenomen in de collectie van het MHK. In de jaren die hierop volgen, lijkt het beleid dat Hoet voert de twee vroegere vrienden vooral uit elkaar te drijven.
Met dank aan: Griet De Cuypere, Koen Brams, Katrien de Keyzer, Archief Stad Gent
Deze brief is onderdeel van het archief van Karel Dierickx. Dit archief werd in 2022 door Griet De Cuypere geschonken aan de Universiteitsbibliotheek Gent.