In 1963 stond de 21-jarige Gentse regentaatsstudent Jan Emiel Daele (1942-1978) samen met vijf studiegenoten (Michel Storme, Denijs Bru, P.D. Tanguy, Louis Michael, Roger Serras) aan de wieg van het literaire jongerentijdschrift Yang. Hoewel het Gentse studentenblad op korte tijd uitgroeide tot een Vlaams-Nederlands tijdschrift dat professioneel werd verdeeld, werd het al na enkele jaren duidelijk dat Daeles ideeën niet spoorden met die van zijn mederedacteurs. Hij beoordeelde hun opvattingen als te conservatief en besloot tot een eigenzinnige actie. Parallel aan de toenmalige gele nummers van het tijdschrift, verschenen in 1965, onder redactie van Daele en Nederlands provo-dichter Hans Plomp, afleveringen met een zwarte cover. De ‘zwarte reeks’, gedrukt op 1.000 exemplaren, betekende een financiële aderlating voor Daele, die zich na vijf nummers gedwongen zag het initiatief te staken.
Daele bleef niet bij de pakken zitten. Reeds in februari 1966 bracht hij een nieuw tweemaandelijks tijdschrift uit, ditmaal gestencild, op een bescheiden oplage en luisterend naar zijn eigen naam — zij het zonder hoofdletter. Zoals de titel van het eenmansblad doet vermoeden, vervulde de hoofdredacteur nagenoeg alle taken: van het concept en de redactie tot de druk en verdeling. Inhoudelijk werd geen taboe geschuwd. In het tiende nummer wou Daele een bijdrage publiceren van de schenenschoppende dichter Herman J. Claeys (1935-2009), getiteld: De penisgroet. Hierin stelt Claeys voor om het monotone en vaak hypocriete handenschudden vaarwel te zeggen en te kiezen voor een direct begroeten via de geslachtsdelen, waarbij “er zoveel variaties als er graden in de vriendschap bestaan”.
Op 2 oktober 1967 om 7 uur ‘s ochtends, nog voor het tot een publicatie van de tekst was gekomen, vond er een huiszoeking plaats op Daeles privéadres. De gerechtelijke politie nam alle nummers van daele in beslag, evenals zijn volledige persoonlijke correspondentie, adresboek, archiefmateriaal, enkele tijdschriften en boeken. Drie dagen later kreeg ook Claeys bezoek van het gerecht, waarbij beslag werd gelegd op papieren en boeken. Op het politieoptreden volgde heel wat reactie in zowel Vlaamse als Nederlandse pers. Vanuit diverse literaire kringen werd het recht op vrije meningsuiting benadrukt. Dichters, romanciers, journalisten, uitgevers, schilders, fotografen, dramaturgen en kunstcritici ondertekenden een manifest dat bezorgd werd aan verschillende hooggeplaatsten binnen de Belgische politiek.
Op 15 oktober 1967 richtte ook de Antwerpse auteur Fernand Auwera (1929-2015), laureaat van de Yang-prijs 1967, een steunbetuiging aan Daele. Auwera hekelde een in De Standaard verschenen artikel van gerechtsjournalist Louis De Lentdecker (‘LDL’, 1924-1999), die Daele en Claeys puberaal amateurisme en onverdiende publiciteit verweet. Aangezien de korte reactie die Auwera hierop aan de krant bezorgde, werd geweigerd, stuurde hij Daele een doorslag. Ook de Open brief aan enen lendendekkervan Claeys en Daele zelf haalde de krant niet.
In het slot van zijn brief belooft Auwera Daele verdere medewerking. Hij hield woord. Wanneer de jonge dichter en student schilderkunst Jan Vanriet (1948) op 15 maart 1968 een grote Anti-censuur Protest Read-in organiseerde in de voormalige film- en theaterzaal Majestic te Antwerpen, was Auwera nauw betrokken.
Het succesvolle evenement, dat werd ingericht met financiële steun van uitgeverijen De Bezige Bij en Manteau, werd besloten met de oprichting van het Bestendig Komitee voor Waakzaamheid tegen Censuur, waarmee onder meer Vanriet en Auwera de actie voortzetten.
Met dank aan Koen Brams, Herman Brusselmans, Dirk De Geest, Marc Didden, het Letterenhuis, het Poëziecentrum, Stefan Van der Auwera, Raphaël Van Cappellen en Marius Van Cappellen.