Het bericht van kunsthistoricus Stanislas Van der Brempt (1906-1996) aan schilder Max Selen (°1932) is kort en bondig maar erg warm. Niet alleen feliciteert hij Selen met zijn deelname aan de groepstentoonstelling Hyperrealisme in België (15 september-21 oktober 1973) in het Museum voor Schone Kunsten in Gent, hij stelt de jonge schilder van Kasterlee ook twee vragen: of het waar is dat sommige van zijn schilderijen verwijderd zijn uit de Gentse tentoonstelling, en of hij dia’s van zijn werken zou kunnen verkrijgen voor een lezing die hij wil geven. Van der Brempt en Selen kennen elkaar dan reeds geruime tijd. Ze ontmoetten elkaar voor het eerst aan het Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten in Antwerpen, Selen als student, Van der Brempt als voordrachthouder.
De tentoonstelling Hyperrealisme in België past binnen het beleid van de stad Gent om “elk jaar in het Museum voor Schone Kunsten een tentoonsteling te wijden aan de hedendaagse kunst”, dixit schepen van Cultuur Robert Vandeweghe in de catalogus. In 1972 werd om diezelfde reden een expo gewijd aan de Gentse Konstruktieve Kunst. In Hyperrealisme in Belgiëbrengen zeven Belgische schilders van verschillende generaties werk waarin “de fotografie de realiteit in haar expressie overschrijdt”. De expo omvat werken van Guy Degobert (1914-1988), Marcel Maeyer (1920-2018), Antoon De Clerck (1923-2001), Pierre Lahaut (1931-2013), Roger Wittevrongel (°1933), Roger Nellens (1937-2021) en Max Selen. Die laatste bedient zich bij de verwezenlijking van zijn werk overigens niet van fotografie.
Max Selen herinnert zich dat twee verantwoordelijken hem bezochten tijdens de voorbereiding van de expo: Huguette Vanagt, schoondochter van de expressionistische schilder Gustave Van de Woestyne en medewerker van het MSK, en een vertegenwoordiger van het ministerie van Nederlandse Cultuur. Zij bepaalden in samenspraak met hem zijn bijdrage. In de catalogus besteedt Vanagt aandacht aan de centrale thema’s in Selens recente werken: de obsessie van de moderne beschaving voor hygiënische voorschriften en de naar comfort strevende maatschappij. De curator van het MSK schrijft onder meer: “Tot participatie wordt de toeschouwer uitgenodigd door lectuur van voorkomende opschriften boven pissijnen, waarvan de zinspelingen duidelijke taal spreken”.
Wanneer Selen de tentoonstelling bezoekt, merkt hij dat twee geselecteerde werken niet ophangen in de tentoonstellingszalen en dat de afbeeldingen evenmin opgenomen zijn in de catalogus. Het gaat om de werken Pissijn en In beslag genomen.Pissijn betreft drie urinoirs bij een muur die beklad is met wc-poëzie. Boven de pissijnen zijn drie mannelijke gezichten in ronde spiegels te zien. Het is niet duidelijk of het gaat om weerkaatsingen in een spiegel, of om mannen die de toiletruimte bespieden. In beslag genomen is de ultrarealistische weergave van een geschilderd naakt, ingepakt in een gescheurd laken waaraan een etiket hangt met het opschrift ‘in beslag genomen’. Doorheen de scheur kan men een fragment van een naakt vrouwelijk lichaam zien, ter hoogte van haar onderbuik en schaamheuvel.
Als Selen vraagt waarom de doeken niet geëxposeerd zijn, verwijst het team van het museum hem door naar de ambtenaren van de Stad Gent. Op menig schrijven krijgt de kunstenaar echter nooit een schriftelijk antwoord. Ook telefonisch lukt het hem niet om meer te weten te komen. Selen houdt aan de hele zaak wel een zekere naamsbekendheid over. Naast heel wat culturele faits-divers bericht de lokale en nationale pers erover.
Dat Selens werken Pissijn en In beslag genomen niet worden getoond in het MSK is geen alleenstaand geval in Gent. In 1971 werd een naaktschilderij van de Antwerpse kunstenaar Herman Jacobs (1921-1994) uit een tentoonstelling in de Sint-Pietersabdij verwijderd op vraag van burgemeester Geeraard Van den Daele omdat “de jeugd moet beschermd worden tegen de bandeloze zedeloosheid”.
Wanneer Hyperrealisme in België een paar weken later in Italië te zien is in het kader van de Belgische week in Milaan, worden de twee werken er wél getoond en afbeeldingen opgenomen in de catalogus. Via de dia’s die Van der Brempt in zijn bericht aan Selen vroeg, zou zijn schilderkunst nog verder verspreid raken…
In een krantenartikel becommentarieerde Max Selen de hele affaire met de nodige dosis humor: “Gents wegen zijn ondoorgrondelijk!”
Met dank aan Max Selen, Valerie Verhack en Koen Brams