Wanneer Mark Verstockt (1930-2014) op het einde van 1965 een brief stuurt aan zijn meer dan vijftien jaar jongere collega Yves De Smet (1946-2004), staan beide kunstenaars reeds enige tijd met elkaar in contact. Bij het begin van datzelfde jaar organiseerde De Smet een gespreksavond — vermoedelijk over ‘integratie’: het samengaan van beeldende kunst en architectuur — in de Gentse galerie Kaleidoskoop waar Mark Verstockt op dat moment samen met Guy Vandenbranden en Dan Van Severen exposeerden.
Verstockts brief aan De Smet staat goeddeels in het teken van dezelfde problematiek. Enerzijds verwijst hij naar een pas opgeleverd project en naar tal van nieuwe plannen in die zin, anderzijds reflecteert hij op een andere gespreksavond over integratie, georganiseerd door De Smet op 29 november 1965 in de academieraadzaal van de Universiteit Gent, gelegen aan de Voldersstraat 9. Het betreft de eerste in een reeks van zes maandagavonden waarin diverse aspecten van dat onderwerp aan bod komen. Op het einde van november is ‘kleur’ het thema. Afgezien van Verstockt zijn de gesprekspartners Jos de Mey, kleuradviseur [zie ook Brief van Robrecht Vermeire aan Gustaaf Vermeire, d.d. 26 januari 1955], en Jos Van Driessche, architect. Beeldend kunstenaar Jan Van Den Abbeel treedt op als moderator.
De zes bijeenkomsten op het einde van ’65 en het begin van ’66 staan bekend als de «PLUS»-avonden — over «PLUS» zal De Smet op de flyer overigens opmerken dat het een “teken [is], een klank, een begrip… en een idee van Jan Van Den Abbeel”. Naast ‘kleur’ staan volgende kwesties op de agenda: elektronische muziek, beeldende kunst, mode, dans en architectuur. De meeste debatten gaan gepaard met evenementen, zoals een rondleiding bij het Instituut voor Psycho-akoestiek en Elektronische Muziek (I.P.E.M.), twee tentoonstellingen, diashows en een dansperformance.
Ook naar aanleiding van de eerste «PLUS»-avond wordt een expo op touw gezet. Yves De Smet neemt hieraan deel met collages, Willy Plompen en Jan Van Den Abbeel presenteren schilderijen. In zijn brief doet Verstockt geen uitspraak over het werk van Plompen. Over de collages van zijn correspondent wikt en weegt hij zijn woorden: “Je collages waren meestal zeer boeiend, een paar maal had ik ze liever wat gedisciplineerder gezien, iets meer gecondenseerd”. De bijdrage van Jan Van Den Abbeel — door vrienden en kennissen ‘John’ genoemd — ontlokt hem de commentaar dat hij “misschien een groot camouflageschilder wordt”. Is het een verwijzing naar het feit dat Van Den Abbeel op dat moment zijn land als soldaat dient? Houdt het verband met wat Van Den Abbeel heeft bijgedragen als moderator van het debat? Of mikt Verstockt met zijn uitspraak op een welbepaald schilderij dat eruitziet als een schietschijf en opgebouwd lijkt uit vaalkleurige strepen? Of drijft de Antwerpse kunstenaar de spot met een ander werk van Van Den Abbeel, een schilderij dat rechts van de ‘schietschijf’ hangt en van recentere makelij is. Met dit doek speelt Van Den Abbeel uitdrukkelijk met de wetten van de ruimtelijke waarneming en zet hij een definitieve stap in de riching van de Op-art. Wat er ook van zij, de denigrerend klinkende opmerking van Verstockt heeft hem er niet van weerhouden om Van Den Abbeel te privilegiëren als mede-exposant — en niet De Smet en Plompen. Via Verstockt krijgt de Gentse kunstenaar niet minder dan vijf uitnodigingen in 1967 om aan zijn zijde (en aan die van onder andere Guy Vandenbranden) te exposeren in Nederland.
In een postscriptum dat Verstockt schrijft op 28 december 1965 nodigt hij zijn jongere collega uit om een bezoek te brengen aan een door Maurits Bilcke en Joseph Derweduwen op touw gezette expositie om hulde te brengen aan de op 5 oktober 1965 overleden pionier Georges Vantongerloo. Deze hommagetentoonstelling vindt plaats in de Brusselse galerij Montjoie. Wat Verstockt klaarblijkelijk niet weet, is dat… Yves De Smet een van de andere deelnemers is.
Met dank aan: Simon Delobel, Gerard Herman, Universiteitsbibliotheek Gent en Jenny Van Driessche.