In maart 1986 schrijft Dan Van Severen (1927-2009) een ontstemde brief over de opstelling van zijn werk Kruisweg (1984) in de tentoonstelling Religieuze Thematiek in de kunstruimte van de A.S.L.K. (Algemene Spaar- en Lijfrentekas) te Brussel.
Dan Van Severen volgde een artistieke opleiding in het Sint-Lucasinstituut te Gent, waar hij later zelf doceerde, en aan het Hoger Instituut voor Schone Kunsten te Antwerpen. Het grootste gedeelte van zijn leven woonde hij op verschillende plekken in Gent, waaronder Het Pand en Het Prinsenhof. Ten tijde van deze brief was hij echter gevestigd in Luik. Daar woonde hij van april 1985 tot juni 1986, om daarna terug te keren naar Gent. De verhuis naar Luik gebeurde om privéredenen. De kunstenaar had reeds een uitgebreide vriendenkring in de stad, waartoe de kunstenaars Michel Boulanger en Jean-Pierre Ransonnet behoorden. Beide waren verbonden aan de Luikse galerie L’A, waar Van Severen ook zelf enkele keren exposeerde. De vrienden leerden elkaar kennen in 1980 in de galerij van Richard Foncke te Gent – Dan Van Severen maakte namelijk al sinds de oprichting in 1967 deel uit van diens ‘stal’.
Het is tevens in deze galerij dat het werk Kruisweg voor het eerst tentoongesteld werd, in 1985. Op dat moment had Dan Van Severen net de Driejaarlijkse Cultuurprijs voor Beeldende Kunst van de Stad Gent in ontvangst genomen.
De Kruisweg van 1984 werd voorafgegaan door een eerdere versie van het werk uit 1981, bestaande uit een serie van 14 etsen – 14 stadia – waarop een reeks verticale lijnen doorgesneden wordt door één horizontale lijn. De idee om een kruisweg te maken hield Van Severen al langere tijd bezig. Het kruismotief fascineerde de kunstenaar. Hij zag het als een universeel oerteken dat tegengestelden verenigde. De tweede, ‘koude’ Kruisweg uit 1984 bestond uit ijzeren staafjes van 42 cm hoog. Het was de eerste keer dat hij een driedimensionaal werk realiseerde. De staafjes werden aan elkaar gelast door Fabiaan Van Severen, de zoon van de kunstenaar. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat het werk groter was, namelijk 2,10 meter hoog. De kleine versie functioneerde slechts als schaalmodel, maar de kunstenaar vond het daarna niet meer noodzakelijk om het werk te vergroten.
In de brief naar de A.S.L.K. uitte Dan Van Severen zijn ongenoegen over de presentatie van de ijzeren Kruisweg en suggereerde hij niet op de hoogte te zijn dat het werk te zien was in de expo Religieuze Thematiek. De selectie van de werken voor die tentoonstelling gebeurde door Lydia Schoonbaert, toenmalig hoofdconservator van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen, samen met Koen Vervaeke, die voor de culturele dienst van de A.S.L.K. werkte. De dienst maakte weinig aanstalten om de presentatie aan te passen, zo blijkt uit het antwoord op Van Severens klacht.
De kunstenaar stelde dat het werk wél juist opgesteld stond in de eerder genoemde tentoonstelling in de galerij van Foncke in 1985. Lieven Van Den Abeele schreef in De Standaard hierover het volgende: “Opgesteld tegen een neutrale achtergrond en zodanig belicht dat elke schaduw achterwege blijft, vertoont deze sculptuur nog tweedimensionale elementen.”
Van Severens opmerking over “het domme, decoratieve lichtspel” doet vermoeden wat hem dwarszat. In de tentoonstelling van A.S.L.K. stond het werk opgesteld in een glazen vitrine en werd het door spots van bovenaf belicht als een reliek. Een dergelijke opstelling verschilt inderdaad enorm van de tentoonstelling in de galerij van Foncke.
Willy Van Den Bussche, de conservator van P.M.M.K. (Provinciaal Museum Moderne Kunst), beaamde Van Severens aanmerkingen in een brief naar de kunstenaar. De A.S.L.K. had Kruisweg in bruikleen van het P.M.M.K. voor Religieuze Thematiek. Van Den Bussche verzekerde hem dat het werk in Oostende wel goed zou worden opgesteld. De tentoonstelling waar hij naar verwijst is de Europaprijs voor Schilderkunst van de stad Oostende.
Met speciale dank aan: Universiteitsbibliotheek Gent en Marie Meyer (Historical Archives Fortis).