In de zomer van 1986 schrijft Trudo Engels (1962-2009) een brief aan zijn vriend Claude Yande (1961) om hem onder meer te feliciteren met zijn performance op 27 juni 1986 tijdens de expo Antichambre, een van de off manifestaties in de marge van Chambres d’Amis en Initiatief 86 (21 juni-21 september 1986). De brief is echter nooit aangekomen, aangezien Yande reeds op een ander adres woont en die adreswijziging niet heeft doorgegeven. Een carbonkopie is het enige resterende bewijs van Engels’ schrijven.
Claude Yande, die eerder kunsthumanioria heeft gelopen, schrijft zich op 9 september 1980 in als student aan de afdeling Schilderkunst van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten (KASK). Een jaar later maakt hij kennis met Trudo Engels die eveneens aan het KASK studeert, zij het in de afdeling Beeldhouwkunst, waar hij eveneens in 1980 gestart is. Zowel Yande als Engels zijn opgegroeid in een arbeidersgezin: Yande eerst in Luxemburg, nadien in Gent waar zijn vader werk heeft gevonden in de staalfabriek van Sidmar — Engels is afkomstig uit het West-Vlaamse Dadizele.
Tijdens de opening van Antichambre op vrijdag 27 juni 1986 verzorgen beide kunstenaars twee daverende performances. Yande en Engels zijn uitgenodigd door Club Moral, een kunstenaarscollectief dat opgericht is door de Belgische kunstenaars Anne-Mie Van Kerckhoven en Danny Devos. Antichambre vindt plaats in de voormalige textielfabriek Aelsberghe-Van Oost aan de Drongensesteenweg en wordt ironisch voorgesteld als een ‘fabriek van ontaarde kunsten’. Het multimediale project op een site van om en bij 22 hectare is een ideale broedplaats voor ontmoetingen en beraadslagingen. Meer dan 150 Belgische en internationale kunstenaars werken er zij aan zij, onder wie Berlinde De Bruyckere, Peter Buggenhout, Thierry De Cordier, Gery De Smet en Takahashi Nozomi.
In zijn brief schrijft Engels met veel bewondering over de performance van Yande. De jonge kunstenaar heeft papieren militaire gevechtsvoertuigen, besmeurd met motorolie en ingewanden, op een oppervlakte ter grootte van een half basketbalveld geplaatst. Verkleed als een militant en gewapend met zelfgemaakte molotovcocktails valt hij al schreeuwend en hakkend de papieren tanks aan. Engels is er danig van onder de indruk. Over zijn eigen performance, die hij samen met kunstenares en voormalig partner Els Huygelen (°1960) uitvoert — (re)Cord Playgetiteld — is hij minder enthousiast. Voor de actie maken ze gebruik van twaalf bandrecorders en een tape van dertig meter lang. Geluiden worden opgenomen en van het ene apparaat naar het andere doorgespeeld. Engels en Huygelen bedienen de geluidsinstallatie en wisselen voortdurend van outfit.
Engels is bovendien ontevreden over het feit dat de verantwoordelijken van Antichambre de artiestennaam T.E.A.R. en/of A.R.T.E. niet heeft opgenomen in het programma van de tentoonstelling. Deze naam betreft de combinatie van Engels’ initialen en die van Alma Rosé. Hij beschrijft met enig leedvermaak dat Anne-Mie Van Kerckhoven geklaagd heeft dat Alma Rosé niet is komen opdagen om mee te helpen bij de opbouw van Antichambre. Blijkbaar weet ze niet dat met die meisjesnaam verwezen wordt naar Alma Maria Rosé, een Oostenrijkse violiste van Joodse afkomst, die tijdens de Tweede Wereldoorlog door de nazi’s gedeporteerd werd naar het concentratiekamp van Auschwitz, waar zij tien maanden lang het meisjesorkest dirigeerde. Ze overleed in Birkenau op 4 april 1944, vermoedelijk aan de gevolgen van een voedselvergiftiging. Als lid van T.E.A.R en/of A.R.T.E. wordt Alma Rosé gepersonifieerd door Huygelen.
Yande is tijdens de jaren 80 bijzonder actief binnen de Partij van de Arbeid. Hij woont tal van manifestaties bij waaronder de antikernrakettendemonstratie in 1981. Hij is betrokken bij protesten tegen de besparingspolitiek van de Belgische regering en tegen de opmars van extreemrechtse groeperingen. Hij volgt de stakingen van de Waalse staalarbeiders en de Britse mijnwerkers in 1984 en 1985 op de voet. Als student voert hij zelfs syndicale werkzaamheden uit, wat in die tijd niet ongebruikelijk is. Engels ziet met lede ogen aan dat Yandes kunst het kind van de rekening is en vraagt zich openlijk af of zijn artistieke praktijk en zijn politiek engagement niet kunnen worden gecombineerd.
Nadat beide vrienden zijn afgestudeerd en nadat Yande zijn militaire dienst heeft gedaan, komt het nog tot een ontmoeting in Brussel. Engels en Yande hebben echter niet meer dezelfde interesses en de vrienschap dooft uit.
Met dank aan: Various Artists, Claude Yande, Koen Brams en Simon Delobel.